Basisvoorzieningen zijn groeiplekken en bieden een unieke combinatie van noodzakelijke dienstverlening voor alle gezinnen en een plek waar de specifieke zorg en ondersteuningsbehoeften van gezinnen en kinderen in een vroeg stadium opgemerkt en aangepakt kunnen worden.
Basiszorg en ondersteuning
Wie wil hier geen deel van uit maken?
Kamervoorzitter Els Meert, adviseur preventief jeugdbeleid bij Opgroeien, duidt een aantal begrippen en inspirerende praktijken op het congres.
Basiszorg
“Dat is de eerste ontmoeting wanneer er een bepaalde ondersteuningsnood wordt ervaren. Hoe kunnen we op plekken waar sowieso kinderen, jongeren en gezinnen komen – dat is die brede rijke leefomgeving – die basiszorg installeren? Dat is ondersteuning die laagdrempelig en meteen kan geboden worden. Dat hoeft niet altijd een klassiek individueel jeugdhulpantwoord te zijn. Integendeel, de ondersteuning kan heel breed zijn: een ontmoeting, een introductie voor een veilige plek, een groepsaanbod… Als de nood toch een bepaalde intensiteit vraagt, moet er vlotjes bijgeschakeld worden vanuit aanvullende zorg. Basiszorg is ook de brug tussen de brede rijke leefomgeving en de aanvullende zorg.”
Basisvoorzieningen
“Dat zijn de plekken waar kinderen, jongeren en kinderen komen: de kinderopvang, de school, de bib, de sportclub, de jeugdbeweging, de jeugdhuizen, enzovoort. Op die plekken kunnen we kijken hoe we die basiszorg geïnstalleerd krijgen. Er zijn al mooie voorbeelden. Een aantal OverKophuizen bouwen samen iets uit met bestaande jeugdhuizen. Of jeugdleiders weten wat ze moeten doen als iemand op hun kamp in een crisis belandt. Dat er handelingsvertrouwdheid ontstaat. Dat ze weten waar naar toe of op welke manier ze kunnen ondersteunen, zonder dat ze zelf hun laagdrempelige eigenheid verliezen.”
Trajectondersteuner
“Veel kinderen, jongeren en ouders geven aan dat ze iemand nodig hebben die het overzicht bewaart van hulpverlening die loopt. Iemand die het vasthoudt, opvolgt of de vertaalslag kan maken van alle soms technische of medische informatie. Niet ieder gezin heeft een trajectondersteuner nodig, maar voor velen kan dit wel het verschil maken. We streven er naar om de hulpverlening zo laagdrempelig of eenvoudig mogelijk te maken, maar toch is een logische vraag. Vergelijk het met wat een huisarts doet als je vragen hebt nadat een specialist je heeft onderzocht of een toelichting kan geven over je globaal medisch dossier. Ideaal gezien is een trajectondersteuner iemand die dat generalistisch perspectief meeneemt, die dus in de basiszorg zit. Bijvoorbeeld iemand van een ‘Huis van het Kind’ of een OverKop-huis.”
Huizen van het Kind en OverKophuizen
We positioneren de Huizen van het Kind en de OverKophuizen expliciet als basiszorg. De Huizen van het Kind voor kinderen tot 12 jaar en hun (jonge) ouders tot 25 jaar. OverKop is er dan weer voor jongeren vanaf 12 jaar. Voor de Huizen van het Kind starten we eind dit jaar in een aantal plekken een pilootproject op waar we de fysieke Huizen van het Kind willen uitbouwen tot echte basisvoorzieningen met een onthaal, ontmoeting en gezinsloket. Een laagdrempelig aanbod, een ankerpunt voor die basiszorg, maar waar je als ouder ook met een wat meer complexe ondersteuningsvraag terecht kan. De pilots lopen voor 2 jaar en worden ook gekoppeld aan vroegdiagnostiek. Daarnaast evolueren we in 2024 naar 50 OverKophuizen. De ambitie blijft om komende jaren in elke eerstelijnszone een OverKophuis te hebben, aangestuurd vanuit een stevig OverKopnetwerk.”
Iedereen hulpverlener?
“We verwachten niet dat jeugdwerkers of onderwijzers hulpverleners worden, echt niet. Het is net hun kracht dat ze blijven doen wat ze doen. Ze kunnen wel een schakel zijn, even vragen of het gaat, of de introductie verzorgen bij de hulpverlening. Die menselijke nieuwsgierigheid en betrokkenheid is er bij velen. Als een leerling van de klas zichzelf pijn doet kan een leerkracht dat opmerken, vragen hoe het gaat, informeren over bijvoorbeeld Tejo of Overkop eneventueel een eerste keer meegaan met die leerling naar bijvoorbeeld het OverKophuis in de buurt. Op die manier wordt er op een zeer laagdrempelige manier zorg gedragen voor iemand die het op dat moment nodig heeft. De Ambrassade, onder meer het expertisecentrum voor het jeugdwerk, heeft een mooi schema opgesteld ‘Speelveld mentaal welzijn’. Aan de ene kant het basiswerk van lesgevers, jeugdwerkers, internaatsopvoeders enzovoort en aan de andere kant de gespecialiseerde hulpverleners. Het is een waaier, met grijze zones. We moeten een goed flankerend beleid voeren rond die basisvoorzieningen, dan zal het ook sneller opgepikt en vastgepakt worden wanneer het moeilijk loopt. Zodat we iedereen op die plekken beter kunnen ondersteunen en ze niet opgebrand raken of blijven zitten met die issues. En over die grijze zone moeten we het gesprek: tot waar is hun rol, van waar begint de hulpverlening en hoe pakken we die overlap aan?”
Inspiratie op het congres?
“Ja zeker. Heel veel. En ook iedereen rond mij was super enthousiast. Je zou voor minder, zo’n congres! Er zijn zaadjes geplant, afspraken gemaakt, mailadressen uitgewisseld. Alles straalde energie uit. Er werd al veel samengewerkt, maar nu komen we in de fase van het samen doen. En het congres heeft daarvoor een boost gegeven. Veel uitdagingen, nog veel werk, maar toch vooral: wie wil hier geen deel van uit maken?”
“Als ik er toch eentje sessie mag uitpikken: die van het JAC (onderdeel van CAW) over Bruggen na(ar) 18, over jongvolwassenen. Dat is een kwetsbare doelgroep, die niet altijd vatbaar is voor hulp. Daar is de link gelegd met OverKophuizen, wat we in de basiszorg positioneren, maar ook met gemeenschapsinstellingen (GI), gesloten opvang die achteraan in de ketting komt. Want jongvolwassenen die de gesloten opvang verlaten hebben zeker nood aan goede ondersteuning. En in plaats dat het JAC naar de gemeenschapsinstellingen komen om hun project toe te lichten – wat de eerste vraag was – was er het voorstel dat er voor jongeren uit de GI’s een lokaal netwerk kan worden uitgebouwd, samen met hun context. Die kruisbestuiving was zo mooi om te zien. Een dynamiek die betekenisvol is voor die leeftijdsgroep.”
Onderwijs
“Het viel op: in bijna alle sessies werd het belang van een goede samenwerking met onderwijs beklemtoond. Van de lezing over dak- en thuisloosheid, over de werking van OverKop tot het project JOM (Jeugdvraag Op Maat) en de beleidssessie met de minister. We kunnen niet zonder elkaar en daar extra op inzetten creëert veel kansen. Er zijn al heel wat goede (piloot)praktijken – van de lerende netwerken over de ondersteuning bij de onderwijsinternaten en je voelt op het terrein dat er veel goesting is om nog verder te gaan. Ja, er is ook wel ongerustheid – en terecht – over de vele noden op het terrein en financiële en andere drempels die de samenwerking bemoeilijken. Toch merk ik veel enthousiasme. We zijn bondgenoten.”
Meer weten? Ga naar Opgroeien